Een van de meest gestelde vragen door patiënten die een implantaatbehandeling overwegen, is of deze kunstmatige tandwortels een negatieve invloed hebben op het kaakbot. Vragen als “Veroorzaakt een implantaat botverlies?” of “Beschadigt het mijn kaakbot?” zijn heel gebruikelijk. In dit artikel leggen we dit onderwerp uit aan de hand van wetenschappelijke gegevens en bespreken we op een eenvoudige en begrijpelijke manier waar u op moet letten om de botgezondheid te behouden.
Veroorzaakt een tandimplantaat botverlies?
Nee, wanneer het correct wordt uitgevoerd, beschadigt een implantaatbehandeling het kaakbot niet, maar ondersteunt het juist het bot.
Na het trekken van tanden verliest het kaakbot de mechanische prikkel die wordt geleverd door de natuurlijke tandwortel. Deze prikkel zorgt ervoor dat de botcellen actief blijven. Zonder deze prikkel kan botresorptie (botverlies) geleidelijk optreden. Dit is vooral duidelijk bij personen die langere tijd geen tanden hebben.

Implantaten integreren zich met het bot en zorgen opnieuw voor deze mechanische belasting. Net als een natuurlijke tandwortel geleiden ze kauwkrachten naar het bot en stimuleren daarmee het botweefsel, wat een beschermend effect heeft. Voorwaarde voor dit positieve effect is echter dat:
- De chirurgische procedure goed gepland wordt,
- Het juiste implantaatsysteem wordt gekozen,
- De patiënt goed zorgt voor mondhygiëne.
Aangeraden inhoud: Wordt er meteen een implantaat geplaatst na het trekken van een tand?
In welke gevallen kan een implantaat botverlies veroorzaken?
Wanneer correct toegepast, ondersteunen implantaten het bot; maar in sommige gevallen kan er botverlies rondom het implantaat optreden. Dit wordt peri-implant botresorptie genoemd.
Belangrijkste oorzaken zijn:
- Het implantaat verkeerd of in een verkeerde hoek plaatsen,
- Het plaatsen van een implantaat ondanks onvoldoende botvolume,
- Onvoldoende mondhygiëne,
- Ontwikkeling van peri-implantitis (uitleg hieronder),
- Roken,
- Ongecontroleerde systemische ziekten (bijv. diabetes),
- Het overslaan van regelmatige controles door de tandarts.
Al deze factoren kunnen leiden tot ontsteking van het weefsel rondom het implantaat en na verloop van tijd tot botverlies.
Wat is peri-implantitis? Waarom is het belangrijk?
Peri-implantitis is een ontsteking van het tandvlees en botweefsel rond het implantaat. Dit begint meestal als peri-implant mucositis, waarbij alleen het tandvlees ontstoken is. Zonder behandeling breidt het zich uit naar het bot.
Symptomen:
- Tandvleesbloeding,
- Roodheid en zwelling rondom het implantaat,
- Het zichtbaar worden van het implantaat (teruggetrokken tandvlees),
- Gevoel van beweging (in gevorderde stadia).
Indien onbehandeld kan dit leiden tot verlies van het implantaat. Daarom zijn:
- Regelmatige tandartscontroles,
- Professionele reiniging,
- En juiste mondverzorging thuis cruciaal.
Hoe kunnen foutieve implantaatplaatsingen het kaakbot beschadigen?
Een implantaatbehandeling is een ingrijpende chirurgische procedure en indien niet uitgevoerd door een ervaren specialist kan dit schade veroorzaken aan zowel het implantaat als het omringende bot.
Mogelijke complicaties:
- Schade aan anatomische structuren: Bijvoorbeeld zenuwbeschadiging in de onderkaak, of beschadiging van het sinusslijmvlies in de bovenkaak.
- Implantaat dat niet goed hecht aan het bot: Een los implantaat kan bewegen en dit veroorzaakt botverlies.
- Permanent botdefect: Bij het verwijderen van een mislukt implantaat kan een groot botverlies ontstaan.
- Grotere noodzaak voor botaugmentatie: Voor latere behandelingen is meer botopbouw nodig.
Daarom moet implantaatchirurgie altijd worden uitgevoerd door een tandarts met ervaring in kaakchirurgie of implantologie.
Bij wie is het risico op botverlies hoger?
Bepaalde personen hebben een hoger risico op botverlies en bij hen moeten speciale voorzorgsmaatregelen worden genomen voor de implantaatbehandeling.
Risicogroepen:
- Personen die lange tijd zonder tanden zijn geweest,
- Oudere patiënten (vooral degenen met een risico op osteoporose – afgenomen botdichtheid),
- Mensen met tandenknarsen / bruxisme,
- Personen met vitamine D- en calciumtekort,
- Rokers,
- Mensen met een geschiedenis van tandvleesziekten (parodontale aandoeningen),
- Mensen met hormonale onevenwichtigheden (bijv. menopauze, schildklieraandoeningen),
- Patiënten die bestralingen hebben ondergaan.
Bij deze patiënten wordt meestal niet direct een implantaat geplaatst zonder ondersteunende behandelingen zoals botaugmentatie.
Wat is botaugmentatie? Wanneer is het nodig?
Botaugmentatie is een biologische of synthetische vulprocedure die wordt toegepast om het kaakbot te reconstrueren wanneer het onvoldoende is. Deze procedure zorgt voor een gezonde basis waarop het implantaat kan worden geplaatst.
Wanneer wordt botaugmentatie toegepast?
- Bij onvoldoende bothoogte of -dikte,
- Wanneer de sinusholte te veel is uitgebreid (vooral in de bovenkaak),
- Voor esthetische volumevergroting in het frontgebied,
- Na ernstige eerdere botresorptie.
Welke soorten botaugmentatie zijn er?
Botaugmentaties worden gebruikt om verloren botweefsel te ondersteunen. De biologische eigenschappen variëren per type:
| Type augmentatie | Omschrijving |
|---|---|
| Autogeen bot | Bot dat wordt geoogst uit het eigen lichaam van de patiënt (bijvoorbeeld kin, heup). Het bevat levende cellen en heeft de hoogste capaciteit om nieuw bot te vormen. |
| Allogeen bot | Botmateriaal afkomstig van menselijke donoren. Wordt gesteriliseerd met speciale procedures. |
| Ksenogeen bot | Botmateriaal van dierlijke oorsprong (meestal rund). Voegt volume toe maar bevat geen levende cellen. |
| Alloplastisch bot | Volledig synthetisch materiaal, geproduceerd in laboratorium. Laag infectierisico en gemakkelijk vormbaar. |
Welk type augmentatie wordt gebruikt, hangt af van de behoeften van de patiënt en de voorkeur van de behandelend arts.
Waar moet op gelet worden voor een succesvolle implantaatbehandeling?
Het succes van een implantaat hangt niet alleen af van het plaatsen ervan. Planning, uitvoering en nazorg vormen samen het geheel.
Aandachtspunten:
- Een gedetailleerde beeldvorming met CBCT (cone beam CT) moet worden uitgevoerd. Deze scanner toont het kaakbot driedimensionaal en helpt de beste plek voor het implantaat te bepalen.
- De botkwaliteit moet worden beoordeeld volgens de D1–D4 classificatie:
- D1: Zeer dicht en hard bot (uitstekende stabiliteit),
- D4: Sponsachtig, los bot (zwakke ondersteuning),
- De algemene gezondheid van de patiënt moet worden meegewogen,
- Strikte steriliteit tijdens de operatie,
- Vermijding van overmatige hitte, druk of trauma,
- Beperking van roken en alcoholgebruik,
- Persoonlijke implantaatplanning,
- Langdurige opvolging en nazorgprogramma.
Veroorzaakt implantaatbehandeling botverlies?
Nee, een correct geplande en uitgevoerde implantaatbehandeling veroorzaakt geen botverlies. Integendeel, het werkt als een tandwortel, stimuleert het kaakbot en vertraagt het botverlies. Echter, bij slechte mondhygiëne, ontwikkeling van peri-implantitis, of foutieve chirurgische ingrepen kan botverlies rondom het implantaat optreden.
Voor een gezond en langdurig implantaat:
- Moet de procedure worden gepland door een ervaren specialist,
- Indien nodig moeten voorbereidende behandelingen zoals botaugmentatie worden uitgevoerd,
- Moet de patiënt goede mondverzorging toepassen,
- En regelmatige controles bij de tandarts worden nageleefd.
Bronnen
- Wat is peri-implantitis? Lindhe J, Meyle J. (2008). Peri-implant diseases: Consensus Report of the Sixth European Workshop on Periodontology. Journal of Clinical Periodontology, 35(s8), 282–285.
- Hoe stimuleren implantaten het bot? Albrektsson T, Brånemark PI, Hansson HA, Lindström J. (1981). Osseointegrated titanium implants: Requirements for ensuring a long-lasting, direct bone-to-implant anchorage in man. Acta Orthopaedica Scandinavica, 52(2), 155–170.
- Botaugmentaties en succespercentages Jensen SS, Terheyden H. (2009). Bone augmentation procedures in localized defects in the alveolar ridge: clinical results with different bone grafts and bone-substitute materials. International Journal of Oral and Maxillofacial Implants, 24 Suppl, 218–236.



